1985 en 1986 - Verslag Elfstedentochten

Rond 1977 besluit een groepje schaatsers van IJCE zich aan te melden als lid van de Elf Steden Vereniging. In die tijd is het nog geen enkel probleem om lid te worden. Omdat de winters jaar in jaar uit niet streng genoeg zijn voor een tocht, ontstaat op een zaterdagmorgen tijdens het schaatsen vroeg in het schaatsseizoen 1984 – ’85 mijn plan om mee te doen aan de komende Alternatieve Elfstedentocht in Polen. Het was lang voor de Alternatieve Elfstedentochten van tegenwoordig op de Weissensee. Er volgen een paar maanden van stevig trainen, rond vijf avonden per week.

Een handicap waar ik in de laatste weken voor Polen mee te maken krijg is een lichte griep. Volgens een van mijn twee zonen - met sportervaring, dus hij kan het weten - ben ik overtraind. Net op tijd ben ik weer hersteld en vertrek ik als inzittende van een van de vier OAD-bussen uit Utrecht naar Polen, ’s morgens vroeg, op mijn verjaardag 18 februari. Het enige wat ik over de reis naar Polen wil vertellen is dat de bussen minstens vier uur moeten wachten bij de grensovergang naar Oost-Duitsland in Marienborn/Helmstedt. Na een betaling van f 10,00 per persoon mogen we eindelijk de DDR in. Samen met net zo’n oponthoud aan de grens met Polen zorgt dat voor een heel late aankomst in het hotel in West-Polen waar we de nacht gaan doorbrengen. Daar worden de ca 200 Nederlandse schaatsers in een zaal opgewacht door een Nederlandse functionaris van de Stichting Alternatieve Elfstedentocht, die eerder is afgereisd naar het hotel in Polen en kennelijk de lange wachttijd gedood heeft met een grote hoeveelheid alcohol. Dat maakt dat veel van de schaatsers zijn mededeling staande op een tafel, ‘de Elfstedentocht in Friesland gaat door’, niet serieus nemen.

Er doet zich vervolgens een psychologisch/sociologisch verschijnsel voor dat ik me nog levendig herinner. Er ontstaat een enorme chaos onder de grote groep schaatsers. De functionaris is niet in staat de leiding te nemen en er is ook geen natuurlijke leider onder de menigte schaatsers. Iedereen roept door elkaar en niemand weet aanvankelijk raad met de situatie: doorgaan naar Oost-Polen of teruggaan naar Nederland. De keuze is niet makkelijk. Natuurlijk is teruggaan alleen een optie voor degenen die lid zijn van de Elfstedenvereniging. Het is ondertussen laat in de nacht van 18 van op 19 febr. Gelukkig vinden we OAD en de Stichting Alternatieve Elfstedentocht bereid om met één bus en één chauffeur terug te gaan. Teruggaan is een waagstuk. De chauffeur moet eerst tot 12 uur de volgende dag slapen en met eenzelfde oponthoud aan de grenzen als heen komen we misschien niet op tijd in Friesland aan vóór de inschrijving op 20 februari, de dag voor de tocht. Bovendien hoe komen we aan onze startkaart die voor die inschrijving nodig is. Ophalen betekent voor mij een reis Leeuwarden – regio Eindhoven v.v. Er is dus een reëel risico dat we dan beide Elfstedentochten zullen missen.

De meerderheid van de schaatsers gaat door naar het uiterste noordoosten van Polen, de Mazurische meren. Slechts enkele tientallen wagen het op hun schreden terug te keren. De tijd tot 12 uur gebruik ik voor een telefoontje (op zichzelf al een probleem: het telefoonverkeer blijkt in Polen nogal krakkemikkig te zijn). Het duurt uren voor de telefoniste me kan doorverbinden met mijn vrouw Corry in Son. Tot mijn groot genoegen is ze niet ingegaan op het verzoek van een TU collega om mijn startkaart te mogen gebruiken (hij was er van op de hoogte dat ik in Polen mee zou doen). Corry zal twee telefoontjes plegen, één naar mijn schaatsmaatje Jan Voskamp met het verzoek om op weg naar Leeuwarden mijn startkaart vanuit Son mee te nemen. En een telefoontje naar mijn zus in Leeuwarden om te vragen om onderdak voor Jan Voskamp en mij.

De terugreis naar Nederland verloopt veel voorspoediger dan de heenreis. In de ochtend van de 20e februari rijden we Leeuwarden binnen. Later hoor ik van een schaatser die naar Polen is doorgereisd dat hij daar na het eten van een heel vette hap ziek is geworden en de dag van de alternatieve tocht in bed heeft moeten doorbrengen. Dat had ons dus ook nog kunnen overkomen.

We zijn dolblij dat we een gelukkige keuze gemaakt hebben. Ik had vooraf gelezen dat de route op de Mazurische meren een 8-vorm zou hebben: een ronde op het noordelijke meer en dan door een relatief nauwe doorgang naar een ronde op het zuidelijke meer. De twee ronden zouden in alle eenzaamheid verlopen. De enige gezelligheid werd verwacht bij de doorgang, een grote tegenstelling met het gebeuren in Friesland.

Jan Voskamp en ik treffen elkaar in de stationshal van Leeuwarden. Aangekomen in de Frieslandhal worden we ingedeeld bij een groep die de volgende morgen rond half zes / zes uur zal starten. Jan vertelt me later dat hij in de trein op het toilet bang geweest is dat zijn en mijn startkaart uit zijn broekzak in de wc-pot zouden vallen. De volgende morgen schaatsen we de eerste uren van de tocht in het donker. Daardoor val ik over een takje op het ijs, gelukkig zonder negatieve gevolgen. Het komt goed uit dat ergens verderop een boer zo vriendelijk is het ijs te verlichten met de koplampen van zijn tractor. Via Sneek en IJlst komen we aan bij het Slotermeer. Daar is het ondertussen licht geworden. Het stuk naar Stavoren gaat letterlijk en figuurlijk voor de wind. Dat wordt anders naar het noorden toe via Hindelopen, Workum, Bolsward, Harlingen. Jan Voskamp blijkt te lijden aan een ‘trauma’ door de vorige tocht van 1963, toen hij vanwege de barre kou in de loop van de middag in het noordwesten van het ijs gehaald werd. Deze keer is hij bang voor hetzelfde maar nu door de dooi die voor de middag voorspeld is. We rijden dus aan één stuk door, alleen staan we zo nu even stil om iets te eten dat mensen langs de kant ons aanbieden. Doorgaan is trouwens verstandig om de spieren warm te houden.

Een probleem waar ik mee te maken krijg op enige afstand van Bartlehiem is het zand dat vanaf het akkerland met de harde wind van de afgelopen dagen op het ijs gewaaid is. Ook begint er verderop een laag water op het ijs te staan, waardoor de scheuren niet meer te zien zijn en ik een keer languit in het water terechtkom. Al schaatsend word ik weer gauw warm. Gelukkig is dat probleem vanaf Bartlehiem over. Na het bruggetje gaan we linksaf over de Dokkumer Ee richting Dokkum. Een nieuw probleem daar is dat er kennelijk nog boten gevaren hebben toen er al ijs lag. Bovendien is er daar een stroom tegenliggers die terugkomen uit Dokkum. De Dokkumer Ee terug naar Bartlehiem is na lange tijd het eerste stuk voor de wind. Wel nog het stuk van Bartlehiem naar Oudkerk tegen wind, maar vervolgens met de wind in de rug naar de finish op de Bonke. Een stevige kramp in voeten en benen bij het afdoen van de schaatsen. We worden met de bus teruggebracht naar de Frieslandhal. De dag wordt bijzonder gezellig afgesloten bij mijn zus. Mijn tweede Elfstedentocht heb ik in 1986 gereden met IJCE schaatser Jacob Wijngaard. Een foto van mij, door zijn vrouw genomen vlakbij haar vroegere woonplaats in de buurt van Franeker, staat op een tegeltje van de Elfsteden Vereniging dat is bevestigd aan de “Blauwe Brug” in de omgeving van Bartlehiem, schuin rechts onder prins Willem-Alexander.

Boudewijn Verhaar