Verslag Weissensee 2019

Perfecte omstandigheden

“Ik zie alleen maar mannen met nummers!” roept een van ons maandagmorgen bij het betreden van het parc fermé op de Weissensee. Er zijn deze ochtend kennelijk veel marathonrijders aan het trainen voor de Aart Koopmans Memorial en de andere wedstrijden later in de week. Maar wij laten ons niet intimideren en rijden nummerloos een paar trainingsrondjes van 4,3 kilometer. Niet teveel want je moet je kruit niet verschieten. Het rondje van morgen, als we de echte tocht gaan rijden, wordt langer: 12,5 kilometer.

We zijn zondag met zijn achten in een busje naar de Weissensee afgereisd, waar op dinsdag drie van ons de 200km-lange alternatieve elfstedentocht en de overige vijf de 100km-prestatietocht gaan rijden. Het weer is prachtig, het ijs goed. Er zijn wel wat scheuren, maar met de Salomons hebben we er geen echte problemen mee en zonder grote valpartijen gaan we weer van het ijs af. We komen er nog vijf IJCE’ers tegen, waaronder onze Weissensee-trainster Jolanda, en we maken er een groepsfoto.

De rest van de maandag gaan we naar de informatiebijeenkomst en rusten we uit, sommigen in en rond de sauna. Rust is ook een belangrijk onderdeel van de training, zegt Jolanda. De gesprekken gaan voornamelijk over de kleding die we al dan niet aan gaan trekken morgen. Laagjes, dat is vanzelfsprekend, maar hoeveel en in welke volgorde? De zelfbedachte en deels eigengemaakte oplossingen tegen kou en wind in de vorm van al dan niet ingenaaide zemen gaan rond. De soms flauwe grappen zijn niet van de lucht, de stemming zit er goed in en er wordt veel en hard gelachen. Van de zenuwen misschien?

Spannend

Om half zes staan de drie cracks plus de chauffeur, die bij de 100km-rijders hoort en hen naar het ijs zal brengen, op en na het uitstekende ontbijt in ons hotel/appartement zijn ze op tijd bij het ijs. Het eerste rondje zal in het schemerdonker gereden moeten worden, met lampjes aan. Vanuit het appartement zien we groepjes schaatsers met koplampjes rondrijden. Spannend! Dat het ook niet goed kan gaan, blijkt als een van de drie halverwege die eerste ronde valt en een oude blessure zoveel opspeelt dat hij nauwelijks meer kan lopen, laat staan schaatsen. Er zit dan helaas niets anders op dan je terug laten brengen naar het appartement en de livestream op de website volgen. We voelen met hem mee.

Inmiddels staat behalve de chauffeur, die dus wat achterstand oploopt, iedereen op het ijs. De 200km-rijders zitten in hun vierde ronde als de 100km-rijders om negen  uur starten. In totaal zijn er zo’n 600 schaatsers op de 12,5 kilometer lange baan, in groepjes of als eenlingen. Zelf voel ik niks voor een treintje. Ik moet de scheuren zien en dat lukt me niet goed met iemand voor me. Ik heb al die hinderlijke hardplastic skeelerbeschermdingen voor knieën, ellenbogen en polsen in de tas laten zitten. Die zitten me de hele dag maar in de weg. Maar ik wil niet vallen. Dus ik denk dat ik alleen rond rijd, maar al gauw heb ik een wisselend rijtje schaatsers achter me, bekenden en onbekenden. Ene Peter, die we verder niet kennen, rijdt een groot aantal rondjes mee en bij elke pitstop bedankt zijn vrouw, die supportert, me. Net voor hij finisht na 200 kilometer vraagt zijn vrouw beleefd of ze een foto van me mag maken.

Pitstop

We stoppen elke ronde bij de pitstop voor thee, bouillon of warme sportdrank en een handje rozijnen, een schijf koek, bevroren mandarijnen, halve bananen of krentenbrood. Het is allemaal prima geregeld en georganiseerd. Je hoeft geen eigen voorraad mee te nemen. Dat ik toch een rugzakje op heb, is om me eraan te herinneren rechtop te schaatsen, meer rechtop dan op de ijsbaan op de noren, anders haal ik het einde niet zonder rugpijn. En om de GPS voor de analyse achteraf te vervoeren.

Bij de pitstop komen we ook af en toe drie van de vijf andere IJCE’ers tegen, die 200 km rijden. Onze enige echte crack, Petra, stopt daar niet, die gaat door. Een van de schaatsers die een deel van de tocht achter me aan rijdt, komt op een gegeven moment naar voren. “Zal ik de kop eens overnemen,” vraagt hij. “Liever niet,” antwoord ik, waarna de man vol verbazing maar heel hard door schaatst.

Het waait nauwelijks, de zon schijnt, de temperatuur is onder nul. Perfecte omstandigheden dus. Het ijs blijft goed en na een aantal rondjes weet je waar je uit moeten kijken voor scheuren. Vooral de eerste bocht na de pitstop is lastig. Daar en trouwens ook in de andere bochten gaan we wat langzamer, pootje over kan ik sowieso niet met de Salomons. Gelukkig zijn er hele lange rechte stukken waar we goed vorderen. In acht rondes die met pauzes erbij geteld tussen de 37 en de 46 minuten duren, zijn we met zijn drieën om vijf voor half drie aan het einde van onze tocht.

Eerste vrouw

Als we even in warme tent zijn, meldt onze man die in het appartement de tocht volgt, via de app dat Petra binnen twintig minuten zal finishen en we gaan naar de finish om haar op te vangen en te feliciteren. Ze is de eerste vrouw die binnenkomt en 58ste in de totaalstand. Een prestatie om trots op te zijn! Na een tijdje opwarmen en iets drinken — goed hydrateren is belangrijk bij inspanning in de kou, onderweg maar zeker ook na afloop— druppelen de andere 100km-rijders uit ons clubje binnen. Tegen half zes, het is alweer schemerig, gaan we naar de finish waar de stemming opperbest is. De speaker kletst de hele dag de boel aan elkaar, noemt namen van passerende schaatsers in een razend tempo en mist er nauwelijks een.

Onze twee overgebleven 200 km-rijders finishen samen en een kwartier later komen ook Jolanda en haar metgezellen binnen. Binnengepraat door de speaker die kennelijk ook weet hoe belangrijk de K5 (kniehoek in de ontspanningsfase) is voor Jolanda, want na het noemen van haar naam roept hij: “Ja, de K5, prachtig!” Met zijn allen drinken we wat in de grote tent en gaan dan douchen, eten en zijn na negen uur weer terug in de tent voor het blarenbal. Dat blijkt niet alleen leuk, maar ook een prima gelegenheid om de stijfheid en de spierpijn kwijt te raken, want na alle polonaise en dansen op muziek en zang verzorgd door Syb van de Ploeg, zijn die verdwenen.

We liggen uiteindelijk pas na een uur in bed! Na de terugreis in het busje is de stijfheid weer een beetje terug, maar ach, die verdwijnt ook wel weer. Ik kijk terug op vier fantastische dagen. Met dank aan Ineke, Elize, Jolanda, Marianne, Anette, Stacey en Angelina die geheel belangeloos hun mannen vier dagen aan mij ‘uitleenden’.