Toen winters nog winters waren…..
Had ik in mijn vorige bijdrage nog geopperd had dat de winter nog alle kans van slagen had. Thijs moet bekennen dat de diverse positieve natuurverschijnselen hem lelijk in de steek hebben gelaten .
Hoewel. Het wintervlinderke heeft zich nog steeds niet laten zien. En dat had een duidelijk signaal moeten zijn. En mogelijk heb ik de spreuk 'Pas als het water in de sloot staat aan de rand, dan pas komt de winter in het land' niet goed gelezen. Nog eens goed nagekeken. De spreuk had moeten zijn 'Staan in januari de sloten vol met water, dan komt de winter gewoon wat later.' Er is dus nog hoop. Immers 'Als de dagen lengen gaan de vorsten strengen'. Thijs wil zo graag nog wat natuurijs meemaken. Thijs is niet voor niets de Thijs van het natuurijs. Met name voor de wat jongere schaatsers wil ik nog even teruggaan in de tijd.
Toen winters nog winters waren.
Als kind kan ik me alleen maar winters herinneren waarin geschaatst werd. Ook onze ijsclub zelf was in den beginne volledig afhankelijk van echte winters. Een kunstijsbaan was er nog niet. Toen zo'n kleine 75 jaar geleden IJCE werd opgericht ging men in de herfst het bos in en trainden ze voor iets wat misschien wel nooit kwam. Weervoorspellingen op langere termijn waren er ook nog niet en de weerspreuken waren toen wel de graadmeter voor de winterse verwachtingen. Via de tamtam werden de berichten over mogelijk ijs verspreid. De ijsclub had toen al een echt rayonhoofd: Cor Beckers. Cor genoot bij de echte natuurijsvrienden grote bekendheid als 'rayonhoofd van Son en Breugel'. Als de wind naar het oosten draaide en er een hogedrukgebied boven Scandinavië dreigt te ontstaan dan werd Cor Beckers echt onrustig. Na twee nachtjes lichte vorst is hij 's morgens in alle vroegte al naar het 'Oud Meer' geweest in Son om te kijken of de drie centimeter natuurijs al voldoende draagkracht hadden om aan het echte schaatsen te beginnen. De eerste krassen op maagdelijk ijs waren dan ook vrijwel zeker van Cor Beckers.
Maar de ijsclub had toen meer natuurijs coryfeeën. We hadden een Frans Verbiezen die op de langebaan bij de Nederlandse top behoorde, maar door zijn eigenwijze houding niet in nationale ploegen wed opgenomen. We hadden de gebroeders van Zantvoort die bij Elfstedentochten bij de wedstrijdrijders in de kopgroep meestreden. We hadden een ijsknoest als Ab Cappon die later ook bestuurlijk belangrijk zou zijn voor de IJsclub.
En als de winter dan aanhield dan werd nauwgezet de rook uit de schoorstenen en de thermometer in de tuin in de gaten gehouden. Ja, alle huizen hadden toen nog een schoorsteen. De windrichting moest oost/noordoost zijn. En als de wind dan stabiel bleef dan wist je dat er ijs kwam. En als er een kringske om de maan kwam of de maan verkeerd kantelde dan wist je dat het afgelopen was. Maar bleef het vriezen dan eerst het Oud Meer in Son, daarna de Karpendonkse Plas, gevolgd door het Eindhovens kanaal. Bleef de winter aanhouden dan werden reizen naar bijvoorbeeld de Zuid-Hollandse molentochten ondernomen En spoedig daarna hoorde je de vraag overal: “Zijn de rayonhoofden al bijeen geweest?” Echte schaatskleding was er nog niet. Een flinke trui met wat kranten eronder en onder je gewone broek een flanellen pyjamabroek. Een enkeling had een gebreide schaatsbroek waarbij het kruis ongeveer ter hoogte van de knieën zat. IJspret noemde men dat toen. En als dan het groene licht werd gegeven, dan werden snel wat spulletjes bijeen gezocht voor de verre reis naar het toen onbekende land dat Friesland heet. Thijs vond tussen zijn spulletjes uit 1963 nog een foto uit het ED van de IJCE'ers die met de trein afreisden naar Leeuwarden. Op de foto bij het eerste raam Ab Cappon en Martin Barel, bij het tweede raam Cor Beckers, Jan Blatter en Jan Harmsen. Cor Beckers zou de enige zijn die de tocht volbracht.
Hij was een van de 125 deelnemers van de 11.000 starters die de finish haalden. Met name de laatste 12 kilometer waren een ware martelgang. Vier uur heeft hij gedaan over het stuk tussen Bartlehiem en Leeuwarden. De baan was volledig dicht gesneeuwd en het was pikdonker. Hij heeft toen vermoedelijk meer over weiland dan over ijs gereden. Vier uur na Reinier Paping kwam hij binnen als 75e. Toen hij door bezorgde vrouwelijke hulpverleners meer dood als levend werd opgevangen wist Cor zijn gevoel voor humor te bewaren door te vragen waar hij 's avonds nog kon dansen in Leeuwarden. Omdat hij bij de wedstrijdrijders was gestart en hij te laat binnen kwam, ging het echte 1963 Elfstedenkruisje aan zijn neus voorbij. Graag had hij alle eerdere vijf kruisjes ingeruild voor dat ene kleinood.
Dat waren nog eens tijden. Niet gek dus dat Thijs nog eens hunkert naar een echte winter.
En buiten zit de koolmees al weer te pompen. Toch blijven hopen.
Thijs, van het NATUURIJS