IJsclub Eindhoven 75 jaar - deel 1
Langzaam maar zeker groeien we toe naar het jubileumjaar van de IJsclub: 75 jaar is niet niks. Onze IJsclub begint al aardig op leeftijd te komen. Een aardige gelegenheid om eens terug te blikken. Mensen die er vanaf de oprichting al bij waren zijn er niet meer. Wel bijna. Graag wil ik iedereen nog eens meenemen naar de begintijd van onze vereniging.
We verplaatsen ons in de tijd: 75 jaar geleden. Het jaar 1946. Nederland was pas bevrijd van het oorlogsgeweld. Langzaam maar zeker kreeg de dagelijkse gang weer zijn beloop. Het normale leven nam schoorvoetend weer zijn vertrouwde plaats in. Eigenlijk geen tijd om te sporten laat staan een sportvereniging op te richten. Wat wel verteld moet worden is dat we net een aantal koude winters achter de rug hadden. In de oorlog was de Elfstedendichtheid niet eerder zo groot. De vrijheid om weer te kunnen gaan en staan was groot. En de geest van de elfstedentocht was blijven hangen. Er was een aantal fanatieke schaatsers, echte natuurmensen, die ondanks alle armoede bij de minste vorst al de schaatsen onderbonden. Wat ook nog meespeelde was dat Philips toen in Eindhoven de grootste werkgever was. Philips had behoefte aan veel gespecialiseerd technisch personeel. En dat had eerder al veel Hollanders en Friezen deze kant op doen gaan. En dat waren juist de mensen die het echte schaatsen in het bloed hadden zitten.
In het voorjaar van 1946 werden Eindhovenaren die iets voelden om een schaatsvereniging op te richten opgeroepen om zich te melden in café Walraven op het Wilhelminaplein. Het was duidelijk dat er behoefte was. Er werd gesproken over hardrijden, kunstrijden en schoonrijden. Een maand later kwamen de schaatsliefhebbers weer bijeen in het bekende Hotel De Korenbeurs op de Mark. Tijdens deze bijeenkomst van 28 november werd de ijsclub opgericht en werd er meteen een tijdelijk bestuur gekozen. En het enthousiasme was meteen zo groot dat dezelfde avond nog een tijdelijk bestuur werd gevormd. Alleen de IJsclub had dus van alles nog niks. Ze waren dus van alle kanten afhankelijk van het weer immers dan kon de activiteit beginnen. Als mensen al schaatsen hadden dan waren het over het algemeen botjes voor de kunstrijders en houten Friese doorlopers (Nooit Gedacht) voor de echte schaatsers.
Een enkeling had schaatsen die een beetje voor Noren konden doorgaan. De mensen die kunstschaatsen hadden met schoenen was de upper ten van de stad, niet het gewone schaatsvolk. Schaatsen, vooral het paarrijden en het schoonrijden was dus best elitair. De knoesten en de doordouwers waren de toer- en hardrijders. De beste en snelste Brabantse hardrijder was Frans Verbiesen uit de Prins Hendrikstraat. Hij werd meteen de eerste voorzitter. In de eerste de beste winter konden al meteen wat onderlinge wedstrijden worden gehouden. De start zat dus niet echt tegen.
En in de winter was het steeds maar wachten tot er ijs kwam. Het Beatrixkanaal en het Eindhovens kanaal werden zwaar bevaren dus daar was niet gauw betrouwbaar en berijdbaar ijs op te vinden. We moesten het hebben van de vennen: doorgaans niet al te diep water op de hei dat al snel betrouwbaar ijs opleverde. Langs de weg naar Leende lag het Diepmeerven en had een aardige afmeting. Dit werd de eerste thuishaven van de IJsclub. Als het tenminste vroor. Verder was de Vlasroot(Veldhoven), Oud Meer (Son) en het Cantaven (Valkenswaard) bekende plaatsen waar geschaatst werd.
En als dan de radio had aangekondigd dat er vorst op komst was dan ontstond die bekende schaatskoorts. Nauwlettend werd de windrichting in de gaten gehouden. Goede weersvoorspellingen of buienradar waren er niet. Wind uit het Oosten of Noordoosten betekende dat er serieuze koude op komst was. En de weervoorspellers in de vorm van schoorstenen waren er in overvloed. Ieder huis had wel een schoorsteen en kolen en bruinkoolbriketten gaven voldoende rook om de windrichting te kunnen bepalen. En als het maantje dan ook nog een beetje helder scheen dan was vorst en ijsgroei een zekerheid. Toen nog wel. Door meerdere leden werd dan dagelijks met de fiets de Leenderheide in de avonduren op gereden om te kijken of er al wat ijs lag. En als er dan al ijs lag dan was de arbeidsdiscipline zodanig dat er overdag geen mogelijkheid was om zomaar een paar uurtjes te kunnen schaatsen. De arbeid riep altijd. In het donker was schaatsen niet mogelijk. En als er sneeuw lag was er helemaal niks te schaatsen. Op zaterdag moest er toen nog gewoon gewerkt worden. De zondag was dus de uitgewezen tijdstip om te rijden. En ook toen waren er winters dat er amper geschaatst kon worden. De club leed dan een kwijnend bestaan.
Toen later op het sportpark aan de Aalsterweg de tennisbanen werden omgetoverd tot sproei-ijsbaan was het mogelijk om tijdens publieksuren al snel te kunnen rijden. En omdat daar dan ook verlichting was en eventuele sneeuw werd geruimd kon na lichte vorst al snel de ijzers worden ondergebonden.
Ondertussen had het voorlopige bestuur in 1947 plaats gemaakt voor een echt bestuur. En onze eerste voorzitter werd Ab Cappon. Deze naam zou nog vele jaren door de IJsclub gonzen. En in het eerste bestuursjaar was er meteen een echte Elfstedenwinter. En onze nieuwe voorzitter was een van de deelnemers en… uitrijder. Zijn verhalen over deze verwoestende tocht maakte indruk op iedereen die het horen wilde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij Thijs toen zijn liefde voor het natuurijs is ontstaan.
(Wordt vervolgd)
Thijs van het natuurijs